ECLI:NL:CRVB:2015:3317

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
14/1741 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 25 maart 2014 het beroep van appellant tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Uwv had op 13 september 2013 de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Ziektewet beëindigd. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 17 oktober 2013. Appellant heeft vervolgens op 29 november 2013 beroep ingesteld, maar dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien appellant het risico op termijnoverschrijding had genomen door te wachten op medische informatie die hij nodig achtte om zijn beroep te onderbouwen.

In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat hij zijn beroepschrift te laat heeft ingediend. Hij stelde dat hij op de MRI-scan moest wachten, die hij op de laatste dag van de beroepstermijn ontving. Appellant heeft geprobeerd om het beroepschrift digitaal in te dienen, maar door technische problemen op de website van rechtspraak.nl is dit niet gelukt. Het Uwv heeft verzocht om de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De Raad oordeelde dat appellant, indien hij problemen ondervond met het indienen van het beroepschrift, ervoor had kunnen kiezen om het beroepschrift tijdig in te dienen en de medische informatie later te verstrekken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

14/1741 ZW
Datum uitspraak: 30 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
25 maart 2014, 13/7635 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 19 augustus 2015. Partijen zijn, waarvan het Uwv met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 13 september 2013 heeft het Uwv de aan appellant toegekende uitkering op grond van de Ziektewet per 13 september 2013 beëindigd.
1.2.
Bij besluit van 17 oktober 2013 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellant gemaakte bezwaar tegen het besluit van 13 september 2013 ongegrond verklaard.
1.3.
Appellant heeft op 29 november 2013 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij brief van 17 december 2013 heeft de rechtbank appellant in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken schriftelijk te laten weten waarom hij zijn beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Bij e-mail van 19 december 2013 heeft appellant de rechtbank laten weten dat hij zijn beroepschrift niet eerder heeft kunnen indienen, omdat hij in afwachting was van een MRI-uitslag van zijn knie, waarvoor hij een afspraak had met de orthopeed op
28 november 2013.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 17 oktober 2013 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De termijn waarbinnen appellant beroep had dienen in te stellen staat met zoveel woorden in het besluit vermeld. Appellant had desgewenst beroep kunnen instellen op nader aan te voeren gronden, eventueel in afwachting van nadere medische informatie. Door op die informatie te wachten, heeft appellant het risico op termijnoverschrijding genomen. Dat risico moet naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening komen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank er ten onrechte vanuit is gegaan dat hij zijn beroepschrift te laat heeft ingediend. Hij heeft opnieuw naar voren gebracht dat hij op de MRI-scan moest wachten teneinde zijn beroep te onderbouwen. Volgens appellant kreeg hij deze scan op de laatste dag van de beroepstermijn, waarbij hij ervan is uitgegaan dat hij op die dag de mogelijkheid zou hebben het beroepschrift met bijlagen digitaal te versturen. Hij heeft dit ook geprobeerd. Echter, door de beperkte capaciteit van de website van rechtspraak.nl - waarvoor overigens niet wordt gewaarschuwd - is dit niet gelukt en is het beroepschrift één dag te laat ingediend. De rechtbank is hier volgens appellant zelf debet aan.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijke kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
Niet in geschil is dat het beroepschrift van 28 november 2013 op 29 november 2013 door de rechtbank is ontvangen. Het is daardoor niet ingediend binnen zes weken na de dag waarop het bestreden besluit bekend is gemaakt.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is alsmede de overwegingen waarop dat oordeel berust, worden onderschreven. Indien de website van rechtspraak.nl - zoals appellant stelt - het aantal te verzenden MB’s van zijn beroepschrift met bijlagen, waaronder de MRI-scan, niet kon verwerken, had appellant ervoor kunnen kiezen eerst het beroepschrift (tijdig) in te dienen en de scan later te versturen.
5. Uit wat in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat de rechtbank het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hoger beroep kan niet slagen. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun als voorzitter en A.I. van der Kris en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 september 2015.
(getekend) B.M. van Dun
(getekend) N. van Rooijen

HD