ECLI:NL:CRVB:2015:329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. Appellante, die als schoonmaakster werkte, was op 16 december 2008 uitgevallen wegens nek-, arm- en beenklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep haar onderzocht en zwaardere beperkingen vaststelde in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Ondanks deze vaststelling verklaarde het Uwv het bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante niet waren onderschat. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen, waaronder jeukklachten, migraine en beperkte arm- en handfunctie, onvoldoende waren meegewogen. Ook stelde zij dat haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal niet in aanmerking was genomen.
De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep adequaat had gehandeld door informatie van verschillende medische behandelaars te verzamelen. De Raad oordeelde dat de rapporten van de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwden dat appellante in staat was de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.