ECLI:NL:CRVB:2015:329

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
12-3355 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor geselecteerde functies

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. Appellante, die als schoonmaakster werkte, was op 16 december 2008 uitgevallen wegens nek-, arm- en beenklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep haar onderzocht en zwaardere beperkingen vaststelde in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Ondanks deze vaststelling verklaarde het Uwv het bezwaar ongegrond.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellante niet waren onderschat. In hoger beroep voerde appellante aan dat haar beperkingen, waaronder jeukklachten, migraine en beperkte arm- en handfunctie, onvoldoende waren meegewogen. Ook stelde zij dat haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal niet in aanmerking was genomen.

De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep adequaat had gehandeld door informatie van verschillende medische behandelaars te verzamelen. De Raad oordeelde dat de rapporten van de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwden dat appellante in staat was de geselecteerde functies te vervullen, ondanks haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.

Uitspraak

12/3355 WIA
Datum uitspraak: 4 februari 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van
15 mei 2012, 11/2625 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Aan het geding heeft voorts als partij deelgenomen [werkgeedster] (werkgeefster)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. I.H.M. Hest, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens appellante zijn nadere stukken in het geding gebracht.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Z.M. Alaca, advocaat, en de tolk M. Cordes. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door V.A.R. Kali.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante is op 16 december 2008 wegens nek-, arm-, en beenklachten uitgevallen voor haar werkzaamheden als schoonmaakster voor twintig uur per week. Een re-integratiepoging bij werkgeefster is niet gelukt.
1.2.
Bij besluit van 6 januari 2011 heeft het Uwv geweigerd aan appellante met ingang van
8 januari 2011 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
(Wet WIA) toe te kennen, omdat appellante voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
1.3.
Naar aanleiding van het namens appellante tegen het besluit van 6 januari 2011 gemaakte bezwaar is appellante onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zij heeft appellante onderzocht en informatie ingewonnen bij de behandelende artsen. In haar rapport van 21 juni 2011 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er zwaardere beperkingen voor het verrichten van arbeid dienen te worden aangenomen. Deze zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 juni 2011. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 29 juni 2011 nieuwe functies geselecteerd, die door appellante vervuld kunnen worden.
1.4.
Bij besluit van 30 juni 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat het door het Uwv verrichte medische onderzoek zorgvuldig is te achten en dat de beperkingen van appellante niet zijn onderschat. Ook heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende beargumenteerd dat appellante in staat is de door haar selecteerde functies te verrichten.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen wel degelijk zijn onderschat. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar jeukklachten, haar migraine en met haar beperkte arm- en handfunctie. Ook is onvoldoende rekening gehouden met de gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal. Appellante acht zich niet in staat de geselecteerde functies te vervullen.
4.1.
De Raad overweegt als volgt.
4.2.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het door het Uwv verrichte medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellante onderzocht en zich uitgebreid laten informeren door de medische behandelaars, zoals huisarts, neuroloog, psychiater en internist. Ook bij de bedrijfsarts is informatie ingewonnen. Blijkens de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is met deze informatie ook rekening gehouden bij het opstellen van de FML van 21 juni 2011, waarbij zwaardere beperkingen zijn aangenomen dan bij het primaire besluit van
6 januari 2011. De Raad kan, ook gelet op wat door appellante is aangevoerd, niet concluderen dat de beperkingen van appellante met de FML van 21 juni 2011 zijn onderschat.
4.3.
In de diverse arbeidsdeskundige rapporten, waaronder het in hoger beroep ingezonden rapport van 7 augustus 2012, is uitgebreid onderbouwd dat appellante in staat is de geselecteerde functies te vervullen. Daarbij is ook aandacht besteed aan de omstandigheid dat appellante de Nederlandse taal slechts beperkt machtig is.
4.4.
Ter zitting van de Raad heeft appellante verteld dat zij regelmatig jeukaanvallen heeft, waarbij zij helemaal rood wordt en last heeft van verdikking van haar keel. Zij moet dan naar het ziekenhuis voor een infuus. Dergelijke aanvallen komen soms twee tot drie keer per maand voor. Uit de beschikbare medische informatie blijkt echter niet dat deze situatie ten tijde hier van belang al aan de orde was.
4.5.
Uit wat onder 4.2. tot en met 4.4. is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.E. Bakker als voorzitter en E.W. Akkerman en
F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2015.
(getekend) R.E. Bakker
(getekend) E. Heemsbergen

QH