ECLI:NL:CRVB:2015:3277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en re-integratie-inspanningen in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een loonsanctie die is opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan de werkgever van een werkneemster die wegens psychische klachten uitgevallen was. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht het tijdvak waarin de werkneemster recht heeft op loon tijdens ziekte heeft verlengd met 52 weken tot 9 oktober 2012. De kern van het geschil betreft de vraag of de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, zoals vereist door artikel 25, negende lid, van de Wet WIA. De Raad concludeert dat er sprake is geweest van een onredelijk lange periode tussen de melding van de werkneemster dat zij kon re-integreren en de daadwerkelijke start van de re-integratie. De Raad oordeelt dat de werkgever niet adequaat heeft gehandeld en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de re-integratiemogelijkheden van de werkneemster. De rechtbank had in eerdere uitspraken geoordeeld dat het tijdsverloop niet onredelijk was, maar de Centrale Raad komt tot een andere conclusie. De Raad vernietigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond, waarmee de loonsanctie wordt bevestigd.