ECLI:NL:CRVB:2015:323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant per 23 juli 2011, zoals vastgesteld in een besluit van 23 mei 2011. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat zijn beperkingen zijn onderschat, vooral met betrekking tot het gebruik van zijn handen en vingers, en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de beperkingen van appellant niet zijn onderschat. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv meerdere keren de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) heeft aangescherpt op basis van medische informatie. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is om een deskundige te raadplegen, aangezien de psychische klachten van appellant ten tijde van de beoordeling niet zo ernstig waren dat ze invloed moesten hebben op de FML en de schatting van arbeidsongeschiktheid. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 35% bedraagt, en bevestigt de beslissing van de rechtbank om de beroepen van appellant ongegrond te verklaren. De Raad merkt op dat appellant met ingang van 1 april 2012 een IVA-uitkering is toegekend, wat duidt op de erkenning van toegenomen psychische beperkingen.