ECLI:NL:CRVB:2015:3162
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopige voorziening inzake faillissementsuitkering Werkloosheidswet na faillissement werkgever
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een faillissementsuitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Verzoeker, die als commercieel directeur werkzaam was bij een failliete werkgever, had een aanvraag ingediend voor de overname van betalingsverplichtingen, maar deze was afgewezen omdat deze meer dan 26 weken na het faillissement was ingediend. Verzoeker stelde dat er sprake was van een bijzonder geval, omdat hij niet op de hoogte was van zijn recht op een faillissementsuitkering, mede doordat hij niet als werknemer was aangemeld bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De voorzieningenrechter oordeelde dat de omstandigheden van verzoeker niet als bijzonder geval konden worden aangemerkt, en dat het Uwv niet bevoegd was om de uitkering toe te kennen. De rechtbank had eerder het beroep van verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De Raad bevestigde deze uitspraak en wees het verzoek tot voorlopige voorziening af, waarbij werd opgemerkt dat onbekendheid met wet- en regelgeving geen aanleiding geeft voor het aannemen van een bijzonder geval.