ECLI:NL:CRVB:2015:3109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand en de voorwaarden voor aanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds 13 oktober 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor kosten van rechtsbijstand die waren opgekomen in 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen had deze aanvraag afgewezen, omdat het recht op bijstand van de appellant eerder was ingetrokken wegens het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat volgens vaste rechtspraak geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor kosten die zijn opgekomen voor de datum waarop de aanvraag om bijstand is ingediend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De appellant voerde aan dat hij redelijkerwijs niet kon worden verweten dat hij de aanvraag pas op 16 oktober 2012 had ingediend, omdat hij ervan uitging dat eerdere aanvragen zouden worden afgewezen. De Raad oordeelde echter dat de appellant rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat de intrekking van zijn bijstand niet in stand zou blijven en dat hij tijdig een aanvraag had moeten indienen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de hoofdregel rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.