ECLI:NL:CRVB:2015:310
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in WAO-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 1 april 1992 een uitkering ontving op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had de WAO-uitkering beëindigd omdat de appellant vanaf 25 december 2012 een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet ontving. Het bezwaar van de appellant werd ongegrond verklaard door het Uwv, waarna de appellant beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant niet-ontvankelijk, omdat het was ingediend buiten de beroepstermijn, die liep tot en met 7 maart 2013. De appellant had zijn beroepschrift gedateerd op 11 maart 2013, en dit was door het Uwv ontvangen op 12 maart 2013. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van verschoonbaarheid voor de overschrijding van de termijn.
In hoger beroep heeft de appellant zijn situatie toegelicht en verzocht om coulance. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift niet tijdig was en dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van een verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.