ECLI:NL:CRVB:2015:309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, die werkzaam was als grondwerker, had zich op 22 juli 2009 ziek gemeld vanwege psychische en lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellant met ingang van 2 september 2011 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij meer beperkingen had dan door de verzekeringsartsen was aangenomen. Hij verwees naar zijn ernstige depressieve klachten en angststoornis, die volgens hem niet voldoende waren meegewogen in de beoordeling. De Raad oordeelde echter dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden verzameld en dat de medische beperkingen die waren vastgesteld, adequaat waren. De Raad concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was overgelegd die de eerdere conclusies zou kunnen ondermijnen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt waren, gezien de vastgestelde beperkingen. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsartsen in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 6 februari 2015.