ECLI:NL:CRVB:2015:308
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid van geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich op 31 augustus 2009 ziek meldde met psychische klachten. Appellant, die als inpakker werkte, had eerder al te maken gehad met arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen vanwege pijnklachten na een val. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts op 1 juli 2011, werden beperkingen vastgesteld, maar werd geconcludeerd dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv weigerde daarom de WIA-uitkering. Appellant maakte bezwaar, maar het Uwv handhaafde zijn besluit na een herbeoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat het Uwv terecht op deze rapporten had vertrouwd. In hoger beroep herhaalde appellant zijn bezwaren tegen de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en vroeg om benoeming van een deskundige. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van appellant en dat de geselecteerde functies voor hem geschikt waren. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een deskundigenonderzoek, aangezien appellant zijn stellingen niet met nieuwe medische gegevens had onderbouwd. De uitspraak werd gedaan op 6 februari 2015.