ECLI:NL:CRVB:2015:306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar WGA-uitkering. Appellante, die op 17 augustus 2009 uitviel voor haar werkzaamheden als secretaresse, had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend gekregen, maar was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 48,36%. Ze stelde dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat en dat ze maximaal in staat was om tien uur per week te werken.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd, waarin werd geoordeeld dat het onderzoek van het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank had vastgesteld dat appellante was onderzocht door een verzekeringsarts en dat er informatie was verkregen van haar behandelend psycholoog. De Raad concludeerde dat de beperkingen zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) niet onjuist waren en dat er geen reden was om aan de juistheid van de conclusies van het Uwv te twijfelen.
De Raad oordeelde dat de door appellante ingediende stukken en verklaringen, waaronder een verklaring van haar psycholoog, niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen. De Raad vond geen aanleiding om een deskundige te raadplegen en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd en het beroep tegen het besluit van 15 augustus 2012 werd ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.