ECLI:NL:CRVB:2015:3058

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
13-1982 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die oorspronkelijk was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. Na een medisch onderzoek door het Uwv is deze herzien naar een mate van 15 tot 25%. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde de herziening. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd geoordeeld dat het medisch en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld, maar de Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de door appellant ingebrachte medische stukken geen nieuwe informatie bevatten die de eerdere conclusies van het Uwv ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan op 9 september 2015.

Uitspraak

13/1982 WAO
Datum uitspraak: 9 september 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 maart 2013, 12/1400 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. Y.G.H. van der Poel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2015. Appellant en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door F.M.J. Eijmael.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant was met ingang van 30 juni 2009 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.2.
Nadat een onderzoek heeft plaatsgevonden door een voor het Uwv werkzame verzekeringsgeneeskundige en een arbeidskundige, heeft het Uwv bij besluit van 13 december 2011 de WAO-uitkering per 14 februari 2012 herzien en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%.
2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 december 2011. Nadat onderzoek heeft plaatsgevonden door een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidskundige bezwaar en beroep, heeft het Uwv bij besluit van 3 mei 2012 (bestreden besluit) dat bezwaar ongegrond verklaard en de eerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% met ingang van 14 februari 2012 gehandhaafd.
3. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig is geweest. Voor het medische gedeelte wees de rechtbank er op dat appellant lichamelijk was onderzocht en dat alle klachten en kwalen van appellant aan de orde zijn geweest. De rechtbank zag geen aanleiding voor twijfel of het rapport van het Uwv juist of volledig was. De rechtbank wees er daarbij op dat een deel van de informatie die appellant in beroep had ingebracht, geen betrekking heeft op de van belang zijnde datum in geding.
4. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij meer ongeschikt is dan het Uwv heeft vastgesteld en dat hij meer beperkingen heeft. Appellant heeft ter onderbouwing van zijn standpunt diverse medische stukken ingebracht.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De uitgebreide medische stukken die appellant hangende het hoger beroep heeft ingebracht, bevatten geen nieuwe informatie over de datum in geding, dan wel hebben betrekking op de gezondheidssituatie van appellant (ver) na de datum in geding. Die stukken leiden dan ook niet tot de conclusie dat het onderzoek door het Uwv onvolledig, onzorgvuldig of onjuist is geweest.
5.2.
Ook overigens heeft appellant geen afdoende onderbouwing geleverd voor zijn grond dat hij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Volstaan wordt te verwijzen naar hetgeen de rechtbank in dit verband heeft vastgesteld en overwogen.
5.3.
Het Uwv heeft afdoende toegelicht om welke reden appellant op medische gronden in staat is de functie medewerker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161) te vervullen en heeft daarbij gemotiveerd waarom het torderen op de wijze als in die functies vermeld, voor appellant mogelijk is. Appellant heeft daar geen gronden tegenover gesteld.
5.4.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Omdat het bestreden besluit in stand blijft, bestaat voor een veroordeling tot schadevergoeding geen aanleiding.
6. Evenmin bestaat aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en E.W. Akkerman en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2015.