ECLI:NL:CRVB:2015:2989
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en rechtszekerheidsbeginsel voor Nigeriaanse appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellante, een Nigeriaanse vrouw, ontving sinds 25 juni 2012 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Haar verblijfsvergunning werd echter ingetrokken door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, wat leidde tot de intrekking van haar bijstandsverlening door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat er relevante wijzigingen in haar omstandigheden waren die recht gaven op bijstand. Het beroep op internationale verdragen en het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat de toezegging van een medewerkster van het college niet als bindend kon worden beschouwd. De Raad bevestigde dat appellante geen recht op bijstand had, omdat zij geen rechtmatig verblijf had en dat de terugvordering van bijstandsbetalingen niet in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slaagden en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank.