In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van een IVA-uitkering aan appellante. De zaak betreft een eerdere uitspraak van de rechtbank Groningen van 14 december 2012. De Raad heeft in een tussenuitspraak op 20 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:485) het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) opgedragen om het gebrek in het besluit van 7 augustus 2012 te herstellen. Het Uwv heeft vervolgens een rapport van een verzekeringsarts ingezonden, waarin de medische grondslagen van het bestreden besluit zijn toegelicht. De verzekeringsarts heeft uiteengezet dat appellante lijdt aan een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS) en dat de behandeling hiervan uit meerdere stappen bestaat. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts voldoende heeft onderbouwd dat er behandelmogelijkheden zijn met een reële herstelverwachting. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit, hoewel aanvankelijk onvoldoende gemotiveerd, in hoger beroep alsnog van een voldoende motivering is voorzien. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, begroot op € 1.225,-.