ECLI:NL:CRVB:2015:2936

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 augustus 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
12/6056 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een besluit inzake huishoudelijke hulp en individuele begeleiding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellante, die zich met de inhoud van de besluiten van 28 mei 2015 kon verenigen, vroeg om vergoeding van proceskosten. De Raad oordeelde dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking kwam. De Raad verklaarde het beroep tegen het besluit van 8 maart 2012 gegrond en vernietigde dit besluit, omdat het college het door de Raad geconstateerde gebrek had hersteld. Het college had nader onderzoek verricht en huishoudelijke hulp en individuele begeleiding toegekend aan appellante voor de periode van 20 mei 2015 tot en met 19 mei 2016. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van proceskosten, aangezien appellante zelf had geprocedeerd zonder rechtsbijstandverlener. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door het college en de rechten van appellanten onder de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Uitspraak

12/6056 WMO
Datum uitspraak: 12 augustus 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
9 oktober 2012, 12/1476 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede (college)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen een tussenuitspraak gedaan op 24 december 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4391 (tussenuitspraak).
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college nader onderzoek verricht en op
28 mei 2015 een nieuw besluit genomen.
Bij brief van 14 juni 2015 heeft appellante haar zienswijze aan de Raad gezonden.
De Raad heeft bepaald dat het nadere onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. In aansluiting op de tussenuitspraak overweegt de Raad het volgende.
2. Het college heeft bij zijn besluit van 28 mei 2015 (besluit 1) het door de Raad geconstateerde gebrek dat aan het besluit van 8 maart 2012 kleefde hersteld. Het college heeft nader onderzoek verricht en appellante voor de periode van 20 mei 2015 tot en met
19 mei 2016 huishoudelijke hulp toegekend voor 3 uur per week.
3. Bij afzonderlijk besluit van 28 mei 2015 (besluit 2) heeft het college aan appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 individuele begeleiding toegekend voor de periode van 20 mei 2015 tot en met 19 mei 2016 voor gemiddeld 1 uur per week.
4. Appellante heeft in haar zienswijze kenbaar gemaakt dat zij zich met de inhoud van de besluiten van 28 mei 2015 kan verenigen. Zij heeft gevraagd om vergoeding van proceskosten.
5. Dit betekent dat besluit 1 geheel aan het beroep tegemoet komt. Dit besluit wordt om die reden niet in de beoordeling van het beroep betrokken. Besluit 2 wordt evenmin in de beoordeling van het beroep betrokken; dat besluit omdat het op een geheel andere feitelijke en wettelijke grondslag berust dan het bestreden besluit van 8 maart 2012.
6. Onder verwijzing naar wat in de tussenuitspraak is overwogen, komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, wordt het beroep tegen het besluit van 8 maart 2012 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd wegens strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding, omdat appellante zelf heeft geprocedeerd en niet is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 8 maart 2012 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 147,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en A.J. Schaap en
G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2015.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) J.A. Achterberg

AP