ECLI:NL:CRVB:2015:2932
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op zorg in Oostenrijk en buitenlandbijdrage op AOW-pensioen
In deze zaak gaat het om het recht op zorg in Oostenrijk voor een appellant die in Nederland een AOW-pensioen ontvangt. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Oostenrijk, is als verdragsgerechtigde aangemerkt en heeft recht op zorg in zijn woonland, waarvoor hij een buitenlandbijdrage verschuldigd is. Deze bijdrage wordt ingehouden op zijn AOW-pensioen. De Raad heeft geoordeeld dat de gronden van de appellant, die ook in beroep zijn aangevoerd, niet slagen. De Raad onderschrijft de eerdere uitspraak volledig en stelt dat de regels omtrent de buitenlandbijdrage dwingend zijn en dat het Zorginstituut geen mogelijkheid heeft om deze bij te stellen of kwijt te schelden. De appellant heeft aangevoerd dat hij door de inhouding van de buitenlandbijdrage niet in zijn levensonderhoud kan voorzien, maar de Raad heeft deze argumenten verworpen. De uitspraak bevestigt dat de beslagvrije voet niet van toepassing is voor vorderingen van een schuldenaar die niet in Nederland woont. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.