ECLI:NL:CRVB:2013:1329

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
11-7005 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtspositie van een verdragsgerechtigde in het kader van de Zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Duitsland, was door het College voor zorgverzekeringen (Cvz) aangemerkt als verdragsgerechtigde en had recht op zorg in Duitsland, ten laste van Nederland. De zaak draait om de vraag of Cvz appellante tijdig heeft geïnformeerd over haar rechtspositie en of zij financieel in staat is de buitenlandbijdrage te voldoen. De Raad oordeelt dat er geen geschil bestaat over het feit dat appellante als verdragsgerechtigde is aangemerkt en dat zij een buitenlandbijdrage verschuldigd is. Appellante heeft aangevoerd dat zij niet tijdig door Cvz is geïnformeerd, maar de Raad concludeert dat Cvz haar in januari 2006 heeft geïnformeerd over de gevolgen van de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Appellante had de verantwoordelijkheid om informatie in te winnen over haar rechtspositie, wat zij ook heeft gedaan. Daarnaast heeft appellante gesteld dat zij financieel niet in staat is de buitenlandbijdrage over 2006 te voldoen. De Raad wijst erop dat de Zvw en de Regeling zorgverzekering dwingende regels bevatten, waardoor Cvz niet kan afwijken van de vastgestelde bijdrage. De beroepsgrond van appellante slaagt niet, en het hoger beroep wordt afgewezen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/7005 ZVW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 november 2011, 10/2745 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], Duitsland (appellante)
het College voor zorgverzekeringen (Cvz)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Cvz heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2013. Appellante is niet verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante woont in Duitsland en ontvangt een pensioen op grond van de Algemene ouderdomswet (AOW).
1.2.
Ingevolge de - met ingang van 1 januari 2006 in werking getreden - Zorgverzekeringswet (Zvw) is appellante door Cvz als verdragsgerechtigde aangemerkt en heeft zij op grond van Verordening EG nr. 1408/71 (Vo. 1408/71) recht op zorg in het woonland (Duitsland), ten laste van Nederland. Voor dit recht op zorg is op grond van artikel 69 van de Zvw een bijdrage verschuldigd (de buitenlandbijdrage). Appellante heeft zich met een E-121 formulier ingeschreven bij het bevoegde orgaan van haar woonplaats. Door dit orgaan is bevestigd dat zij met ingang van 1 januari 2006 inDuitsland is ingeschreven en dat de kosten van medische zorg ten laste van Nederland komen.
1.3.
Bij besluit van 7 maart 2010 heeft Cvz aan appellante de definitieve jaarafrekening over 2006 toegezonden, waarbij de buitenlandbijdrage is berekend over de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 en is vastgesteld op € 1.004,88.
1.4.
Bij besluit van 2 juni 2010 (bestreden besluit) heeft Cvz het bezwaar van appellante tegen het besluit van 7 maart 2010 ongegrond verklaard. Cvz heeft onder meer naar voren gebracht dat appellante is geïnformeerd over de invoering van de Zvw en de daarmee voor appellante gepaard gaande relevante gevolgen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover van belang, overwogen dat gebleken is dat de brief van Cvz van januari 2006 is geadministreerd onder een nummer (00142372), dat ook op het door appellante ingevulde aanmeldingsformulier staat. Gelet daarop heeft de rechtbank geconcludeerd dat appellante in ieder geval de brief van Cvz van januari 2006 heeft ontvangen en dat zij daarmee op de hoogte is gesteld van de invoering van de Zvw per januari 2006.
3.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellante door Cvz terecht is aangemerkt als verdragsgerechtigde, dat zij op grond van Vo. 1408/71 recht heeft op zorg in Duitsland, ten laste van Nederland en dat zij voor dit recht op zorg een buitenlandbijdrage verschuldigd is.
4.2.
In hoger beroep heeft appellante zich allereerst gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank dat Cvz haar tijdig heeft geïnformeerd over haar rechtspositie in het kader van de Zvw. Deze grond van appellante treft geen doel. Op grond van de beschikbare gegevens moet de Raad het er - evenals de rechtbank en op dezelfde gronden - voor houden dat Cvz appellante in januari 2006 heeft geïnformeerd over de gevolgen van de inwerkingtreding van de Zvw. Indien dat vragen over haar rechtspositie heeft opgeworpen, had het op de weg van appellante gelegen om daar informatie over in te winnen, hetgeen zij blijkens de e-mails van
2, 14 en 20 april 2007 ook daadwerkelijk heeft gedaan. Eventuele onduidelijkheid daarover kan er niet toe leiden dat geen buitenlandbijdrage mag worden opgelegd. De bijdrage is imperatief wettelijk verschuldigd.
4.3.
Appellante heeft voorts te kennen gegeven dat zij financieel niet in staat is de vastgestelde buitenlandbijdrage over 2006 te voldoen. De Zvw en de Regeling zorgverzekering bevatten regels van dwingend recht, zodat Cvz niet van deze regels kan afwijken. De regels bieden ook geen mogelijkheid voor Cvz om de bijdrage te matigen of kwijt te schelden op grond van de redelijkheid en billijkheid of in geval van financiële problemen. Deze beroepsgrond slaagt daarom evenmin.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient bevestigd te worden.
5.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013.
(getekend) J. Brand
(getekend) S. Aaliouli
JvC