ECLI:NL:CRVB:2013:1329
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtspositie van een verdragsgerechtigde in het kader van de Zorgverzekeringswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, woonachtig in Duitsland, was door het College voor zorgverzekeringen (Cvz) aangemerkt als verdragsgerechtigde en had recht op zorg in Duitsland, ten laste van Nederland. De zaak draait om de vraag of Cvz appellante tijdig heeft geïnformeerd over haar rechtspositie en of zij financieel in staat is de buitenlandbijdrage te voldoen. De Raad oordeelt dat er geen geschil bestaat over het feit dat appellante als verdragsgerechtigde is aangemerkt en dat zij een buitenlandbijdrage verschuldigd is. Appellante heeft aangevoerd dat zij niet tijdig door Cvz is geïnformeerd, maar de Raad concludeert dat Cvz haar in januari 2006 heeft geïnformeerd over de gevolgen van de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Appellante had de verantwoordelijkheid om informatie in te winnen over haar rechtspositie, wat zij ook heeft gedaan. Daarnaast heeft appellante gesteld dat zij financieel niet in staat is de buitenlandbijdrage over 2006 te voldoen. De Raad wijst erop dat de Zvw en de Regeling zorgverzekering dwingende regels bevatten, waardoor Cvz niet kan afwijken van de vastgestelde bijdrage. De beroepsgrond van appellante slaagt niet, en het hoger beroep wordt afgewezen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.