ECLI:NL:CRVB:2015:286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herplaatsingskandidaat met een voorrangstatus en opheffing van functie door UMCG
In deze zaak gaat het om een herplaatsingskandidaat die in hoger beroep is gegaan tegen de opheffing van haar functie bij het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Appellante was sinds 1991 tijdelijk aangesteld en kreeg in 1996 een vaste aanstelling. Door bezuinigingen en de stopzetting van financiering door het Astmafonds, heeft het UMCG haar functie per 1 juli 2012 voor 70% opgeheven en per 1 december 2014 voor de overige 30%. Appellante werd aangemerkt als herplaatsingskandidaat met voorrangstatus. De rechtbank Noord-Nederland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarop zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het UMCG voldoende grondslag had voor de opheffing van de functie. De opheffing was het gevolg van een reorganisatieplan dat was vastgesteld in het kader van bezuinigingen. De Raad stelt vast dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er gebreken waren in de totstandkoming van het reorganisatieplan. De Raad bevestigt dat de functie van appellante gefinancierd werd uit externe bronnen en dat de stopzetting van deze financiering leidde tot de opheffing van haar functie. De Raad komt tot de conclusie dat het UMCG zich op het standpunt kon stellen dat de werkzaamheden van appellante niet meer konden worden voortgezet, en dat de opheffing van haar functie gerechtvaardigd was.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 5 februari 2015.