2.2.De deskundige heeft vastgesteld dat aan de aan bestreden besluit 1 ten grondslag liggende FML enkele beperkingen toegevoegd moeten worden. De rechtbank heeft de deskundige op een aantal onderdelen niet gevolgd, omdat de rechtbank het rapport van de deskundige, mede in aanmerking genomen de rapporten van verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 juni 2013 en 11 september 2013, onvoldoende overtuigend vond en op een aantal onderdelen wel.
2.2.1.De deskundige heeft geoordeeld dat appellante vanwege haar medicijngebruik beperkt was voor werk dat in hoog tempo en met een zekere precisie moet worden verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daartegen ingebracht dat uit zijn onderzoeksbevindingen niet bleek van een afgenomen handelingsfrequentie of handicaps in aandachtsspanne. De rechtbank heeft overwogen dat het onderzoek door de deskundige deze aanknopingspunten ook niet biedt, en ook de reactie van de deskundige op de zienswijze van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rechtbank niet overtuigd. De rechtbank heeft het oordeel van de deskundige op dit punt dan ook niet overgenomen.
2.2.2.De deskundige heeft tevens geoordeeld dat appellante sterk beperkt is voor het omgaan met conflicten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onderbouwd waarom hij tot een beperking, maar geen ernstige beperking is gekomen. De deskundige heeft de rechtbank in zijn rapport en reactie op de zienswijze van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet kunnen overtuigen dat op grond van zijn onderzoeksbevindingen bij appellante een ernstige beperking op dit onderdeel moet worden aangenomen. De rechtbank heeft het oordeel van de deskundige op dit punt dan ook niet overgenomen.
2.2.3.De deskundige is tot het oordeel gekomen dat appellante is aangewezen op een werksituatie met een geduldige en begripvolle leidinggevende waarbij appellante tevens kan terugvallen op een vaste mentor. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daar volgens de rechtbank terecht tegenin gebracht dat uit het onderzoek van de deskundige niet blijkt dat normale omgangsvormen tegenover appellante niet voldoende zijn om gedragsdoorbraken te voorkomen. De rechtbank heeft het oordeel van de deskundige op dit punt dan ook niet overgenomen.
2.2.4.De deskundige heeft appellante, ten opzichte van de FML, aanvullend beperkt geacht om auto te rijden, en beperkt om te werken met draaiende machines, scherpe voorwerpen die met de hand moeten worden gebruikt en anderszins voor situaties waarin appellante alert moet zijn omdat anders zij zelf of anderen gevaar lopen. De rechtbank heeft het oordeel van de deskundige ten aanzien van deze aanvullende beperkingen wel overgenomen.
2.2.5.In de aangevallen tussenuitspraak 1 heeft de rechtbank overwogen dat, omdat het Uwv de beperkingen van appellante heeft onderschat, het beroep gegrond is. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld het geconstateerde gebrek te herstellen. In dat kader heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv met inachtneming van de door de deskundige vastgestelde, en door de rechtbank gevolgde, aanvullende beperkingen dient te beoordelen of appellante geschikt is voor de geduide functies.
2.2.6.Ter uitvoering van deze tussenuitspraak heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 december 2013 overgelegd en een FML van die datum, waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door de rechtbank gevolgde aanvullende beperkingen heeft opgenomen als toelichtingen bij het item “vervoer” en het item “overige specifieke voorwaarden voor het sociaal functioneren in arbeid”. Het Uwv heeft tevens een rapport overgelegd van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 december 2013. Deze heeft, aan de hand van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangepaste FML, vastgesteld dat een van de geduide functies niet langer passend is, maar dat er voldoende functies resteren (waaronder een functie met sbc-code 267050) om de schatting op te baseren en dat het verlies aan verdienvermogen op basis van deze resterende functies onveranderd minder dan 15% is.
2.2.7.In de aangevallen einduitspraak 1 heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML heeft aangepast aan de door de deskundige vastgestelde, en door de rechtbank overgenomen, aanvullende beperkingen, wat niet is bestreden door appellante. De rechtbank heeft geoordeeld dat bestreden besluit 1 nu op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd. Het standpunt van appellante dat zij hooguit tien uur per week kan werken is door de rechtbank verworpen, omdat daarvoor in de beschikbare medische stukken geen aanknopingspunten zijn te vinden. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat bestreden besluit 1 op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat en waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellante. De rechtbank heeft vastgesteld dat appellante de stelling dat de functies haar opleidingsniveau te boven gaan niet heeft onderbouwd, dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep uitgaat van opleidingsniveau 3 en dat de geduide functies ook allemaal maximaal op dat niveau zijn. De rechtbank heeft, mede gelet op de toelichting van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, geoordeeld dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de functie van bestucker voor appellante te ingewikkeld zou zijn. De rechtbank heeft dan ook geconcludeerd dat het Uwv het gebrek in de besluitvorming heeft hersteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, bestreden besluit 1 vernietigd omdat het onvoldoende was gemotiveerd, en, omdat dit gebrek in de besluitvorming door het Uwv is hersteld, geoordeeld dat de rechtsgevolgen van bestreden besluit 1 geheel in stand blijven.
2.3.1.Ten aanzien van bestreden besluit 2 heeft de deskundige geoordeeld dat de in het kader van bestreden besluit 1 gestelde aanvullende beperkingen per 27 december 2011 ook per 9 augustus 2012 golden. Daarnaast had appellante op 9 augustus 2012 vanwege nek- en schouderklachten verschillende extra beperkingen in aanvulling op de beperkingen die in de FML van 8 september 2011 zijn opgenomen. De rechtbank heeft de deskundige gevolgd wat betreft de in 2.2.4 vermelde beperkingen, en voorts geen aanleiding gezien het rapport van de deskundige niet te volgen voor wat betreft de aangegeven extra beperkingen vanwege de nek- en schouderklachten. De rechtbank heeft in dat kader, in afwijking van wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft betoogd, geoordeeld dat de deskundige de beperkingen vanwege nek- en schouderklachten voldoende heeft geobjectiveerd.
2.3.2.In de aangevallen tussenuitspraak 2 heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de aangevallen tussenuitspraak 1, overwogen dat nog niet vast staat dat appellante in staat was de haar voorgehouden functies te verrichten op 27 december 2011. Omdat het Uwv daarnaast de beperkingen van appellante vanwege nek- en schouderklachten per 8 augustus 2012 heeft onderschat, heeft de rechtbank geoordeeld dat bestreden besluit 2 op een onvoldoende motivering berust. De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld het geconstateerde gebrek te herstellen.
2.3.3.Ter uitvoering van de aangevallen tussenuitspraak 2 heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 december 2013 overgelegd en een FML van die datum, waarin de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door de rechtbank gevolgde aanvullende beperkingen heeft opgenomen. Het Uwv heeft tevens een rapport overgelegd van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 20 december 2013. Deze heeft, aan de hand van de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aangepaste FML, vastgesteld dat appellante op 9 augustus 2012 nog steeds geschikt was voor één van de in het kader van de WAO geduide functies, zijnde wikkelaar, samensteller elektronische producten (sbc-code 267050).
2.3.4.In de aangevallen einduitspraak 2 heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML heeft aangepast aan de door de deskundige vastgestelde, en door de rechtbank overgenomen, aanvullende beperkingen, wat niet is bestreden door appellante. De rechtbank heeft geoordeeld dat bestreden besluit 2 nu op een deugdelijke medische grondslag is gebaseerd. De rechtbank heeft het standpunt van appellante dat zij niet fulltime kan werken verworpen, omdat daarvoor in de beschikbare medische stukken geen aanknopingspunten zijn te vinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat appellante ondanks aanname van extra beperkingen nog steeds in staat is om één van de in het kader van de WAO-beoordeling geduide functies te verrichten, zodat bestreden besluit 2 op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berust. De rechtbank heeft dan ook geconcludeerd dat het Uwv het gebrek in de besluitvorming heeft hersteld. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, bestreden besluit 2 vernietigd omdat het onvoldoende was gemotiveerd, en, omdat dit gebrek in de besluitvorming door het Uwv is hersteld, geoordeeld dat de rechtsgevolgen van bestreden besluit 2 geheel in stand blijven.
3. Appellante heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat bestreden besluiten 1 en 2 op een deugdelijke medische grondslag berusten, nu de rechtbank ten onrechte de deskundige niet op alle onderdelen heeft gevolgd. Zou de rechtbank dit wel hebben gedaan, dan zou volgens appellante geen van de geduide functies als passend aangemerkt kunnen worden. Appellante heeft tevens gesteld dat haar dossier besmet is en dat de beoordeling door het Uwv niet objectief is geweest, nu een beoordeling heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het vermoeden dat haar toenmalige behandelend psychiater betrokken was bij het afgeven van valse medische verklaringen. Appellante heeft tevens gewezen op haar brief van 20 januari 2014, waarin zij gemotiveerd heeft uiteengezet dat de functie wikkelaar, samensteller electronische producten (sbc-code 267050) niet passend is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.