Uitspraak
23 mei 2013, 12/4268 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 19 april 2004 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Dienst Werk en Inkomen Lekstroom heeft op basis van een melding van een medewerker van het Klant Contact Centrum een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de bijstand, waarbij werd gekeken naar de woon- en leefsituatie van appellant. Het onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant een gezamenlijke huishouding voerde met [C.D.] in [woonplaats 2], wat zou betekenen dat hij zijn hoofdverblijf had verplaatst van [woonplaats 1]. Op 9 mei 2012 heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellant met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij de op hem rustende inlichtingenverplichting niet heeft geschonden en dat hij de juiste informatie over zijn woonsituatie heeft verstrekt. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college ten onrechte heeft gesteld dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad oordeelt dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat appellant onjuist heeft geïnformeerd over zijn aanwezigheid in de woning van [C.D.]. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, herroept de eerdere besluiten van het dagelijks bestuur en veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van appellant.