Uitspraak
mr. M.W.L. Clemens.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 augustus 2015 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellante had zich op 21 januari 2013 ziek gemeld vanuit de Werkloosheidswet (WW) en werd op 8 maart 2013 door een verzekeringsarts onderzocht. Deze arts concludeerde dat appellante per 11 maart 2013 in staat was haar maatgevende arbeid te verrichten. Het Uwv verklaarde appellante hersteld per 11 maart 2013, maar appellante maakte bezwaar tegen dit besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond, omdat zij niet met objectieve medische gegevens kon aantonen dat haar beperkingen waren toegenomen.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald, maar de Raad oordeelde dat het onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad heeft de medische gegevens van appellante in overweging genomen, maar concludeerde dat deze niet afdoen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. De Raad bevestigde dat appellante in staat moet worden geacht de in het kader van de Wet WIA geselecteerde functies te vervullen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.