Uitspraak
5 september 2013, 13/94 (aangevallen uitspraak)
mr. W.N.G. van Nieuwburg.
OVERWEGINGEN
[naam 2] (werkneemster) verlengd tot 12 augustus 2013, omdat appellante niet voldoende heeft gedaan om deze werkneemster te re-integreren.
re-integratiemogelijkheden in het bedrijf van appellante waren. Daaraan kan niet afdoen dat de bedrijfsarts van appellante heeft geconcludeerd dat werkneemster geen benutbare mogelijkheden heeft, aangezien het voor risico van appellante dient te komen dat zij is afgegaan op een andersluidend oordeel van haar bedrijfsarts. Evenmin kan aan dat oordeel afdoen dat het Uwv in een deskundigenoordeel van 8 augustus 2011 geoordeeld heeft dat er tot op dat moment voldoende re-integratie-inspanningen waren verricht, aangezien aan dat oordeel het voorbehoud van gewijzigde omstandigheden was verbonden.
re-integratieverplichtingen heeft voldaan. Zij heeft daarbij met name een beroep gedaan op het deskundigenoordeel van 8 augustus 2011, waarin geconcludeerd wordt dat een traject in het kader van het tweede spoor de komende maanden niet reëel is. Appellante acht het onbegrijpelijk dat nadien de re-integratie-activiteiten reeds per september 2011 als onvoldoende worden aangemerkt.
J. Tol, op 8 augustus 2011 de re-integratie-inspanningen van appellante tot dat moment beoordeeld. In dat rapport wordt het standpunt van appellante, dat er binnen de organisatie van appellante geen passende mogelijkheden zijn, onderschreven. Tevens acht de arbeidsdeskundige een traject in het kader van het tweede spoor de komende maanden niet reëel. Wel zullen partijen periodiek moeten overleggen of de situatie alsnog wijzigt. Indien dit het geval is, zal er een bijstelling opgemaakt moeten worden en eventueel direct het tweede spoor moeten worden ingezet.
re-integratiedoel een draaglijk bestaan is, waarbij werken geen haalbare zaak meer lijkt. Op 18 mei 2012 rapporteert hij dat werkneemster niet kan werken, ook niet in de toekomst, en dat werkneemster volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Vervolgens neemt het Uwv het standpunt in, gebaseerd op het eerdergenoemde verzekeringsgeneeskundig rapport van 20 juni 2012 in samenhang met het arbeidskundig rapport van 9 juli 2012, dat de beperkingen vanaf september 2011 stabiel zijn en dat vanaf die maand een re-integratietraject tweede spoor gestart had moeten worden.
8 augustus 2011 waarin onder meer te kennen wordt gegeven dat appellante periodiek overleg dient te voeren met werkneemster. Vervolgens is er blijkens de gedingstukken eerst op
12 maart 2012 weer contact tussen de bedrijfsarts en werkneemster. Hoewel een tijdsspanne van 7 maanden niet als periodiek overleg kan worden beschouwd, is de Raad van oordeel dat dit appellante niet kan worden tegengeworpen. Hiertoe overweegt de Raad als volgt.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
- herroept het besluit van 12 juli 2012;
- bepaalt dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 788,- vergoedt.
D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2015.