ECLI:NL:CRVB:2015:2615
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op grond van ontbreken verblijfstitel en de toepassing van het EVRM
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, een Marokkaanse vrouw, had in 2012 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en maatschappelijke opvang. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, omdat appellante geen geldige verblijfstitel had. De rechtbank verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 2 juni 2015 was appellante niet aanwezig, maar haar advocaat, mr. S. Karkache, heeft het hoger beroep ingesteld. Het college werd vertegenwoordigd door mr. S. el Fizazi.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 13 juni 2012 tot 11 juli 2012 geen vreemdeling was in de zin van de WWB, waardoor zij onder artikel 16 viel en geen bijstand kon ontvangen. De Raad heeft ook overwogen dat appellante niet kan worden aangemerkt als werknemer in de zin van de Euro-Mediterrane Overeenkomst, omdat zij in de beoordelingsperiode geen actieve werknemer was. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder haar medische situatie en de schending van haar rechten onder het EVRM, niet gegrond bevonden. De Raad concludeert dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.