In deze zaak heeft verzoekster hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin zij verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de procedure in totaal vijf jaar en ruim vier maanden heeft geduurd, wat de Raad aanleiding gaf om te concluderen dat de redelijke termijn is overschreden. De Raad heeft de argumenten van het college van burgemeester en wethouders van Utrecht verworpen, die stelden dat de vertraging te wijten was aan de verzoekster zelf. De Raad heeft de overschrijding van de redelijke termijn vastgesteld op één jaar en ruim vier maanden en heeft een schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen, waarbij het college en de Staat ieder een deel van de schadevergoeding voor hun rekening moeten nemen. De Raad heeft ook de proceskosten van verzoekster toegewezen, die op € 245,- zijn begroot. De uitspraak is gedaan door J. Brand, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2015.