In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft de herziening van de WGA-uitkering van appellant, die stelt dat hij recht heeft op een hogere uitkering op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft eerder op 7 februari 2014 en 28 november 2014 tussenuitspraak gedaan, waarin het Uwv werd opgedragen om de geschiktheid van de functies en de begeleiding door de echtgenote van appellant nader te onderbouwen. Het Uwv heeft een arbeidskundig rapport ingebracht, maar de Raad oordeelt dat dit rapport onvoldoende onderbouwd is. De Raad concludeert dat het Uwv niet heeft aangetoond dat de echtgenote van appellant in staat is om hem te begeleiden naar en van het werk. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en het bezwaar van appellant gegrond verklaard. De Raad heeft zelf in de zaak voorzien en bepaald dat de WGA-uitkering van appellant met terugwerkende kracht vanaf 22 februari 2011 moet worden berekend op basis van 100% arbeidsongeschiktheid. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente en proceskosten aan appellant.