ECLI:NL:CRVB:2015:251
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van bijstandsintrekking wegens gebrek aan nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellant, die sinds 1997 bijstand ontving, had zijn bijstandsverlening zien intrekken per 1 januari 2006 omdat hij geen geldig legitimatiebewijs kon overleggen. De commissie Sociale Zekerheid van de gemeente Breda had deze intrekking gehandhaafd, ondanks dat de appellant had aangegeven beperkingen te ondervinden door een angststoornis. Appellant verzocht in 2011 om herziening van het besluit van 2006, maar de commissie wees dit verzoek af, omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die herziening rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep stelde de Raad vast dat de latere erkenning van de angststoornis niet als nieuw feit kon worden aangemerkt, aangezien appellant al eerder melding had gemaakt van zijn beperkingen. De Raad oordeelde dat de commissie rekening had gehouden met de beperkingen van appellant en dat de diagnose op zich geen nieuw relevant feit was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het verzoek om herziening niet voldeed aan de eisen van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht, dat vereist dat nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden aangedragen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.