ECLI:NL:CRVB:2015:2403
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- J.F. Bandringa
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen bijstandsuitkering en beoordeling van verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die bijstand ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had bezwaar gemaakt tegen een uitkeringsspecificatie van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank had dit besluit van het college bevestigd.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant van 4 mei 2012 tot en met 3 juni 2012 in het buitenland verbleef en dat het college op juiste gronden drie dagen in mindering had gebracht op de bijstand. De appellant had echter aangevoerd dat hij slechts 28 dagen in Suriname had verbleven en dat zijn reistijd niet meegeteld moest worden bij de berekening van de maximale vakantieduur. De Raad oordeelde dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat er wel degelijk sprake was van een ontvankelijk bezwaar.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de appellant gegrond verklaard. Het college werd opgedragen het door de appellant betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de termijn voor het indienen van bezwaar en de juiste toepassing van de regels omtrent verblijf in het buitenland in relatie tot bijstandsverlening.