ECLI:NL:CRVB:2015:2385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om vergoeding van opleidingskosten door het Uwv voor WW-gerechtigden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor vergoeding van opleidingskosten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving sinds 1 maart 2010 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en heeft in 2011 en 2012 verschillende verzoeken ingediend bij het Uwv voor financiële ondersteuning voor opleidingen. Het Uwv heeft echter aangegeven dat er sinds 1 oktober 2011 geen budgetten meer beschikbaar zijn voor opleidingskosten van WW-gerechtigden, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag van appellant. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 juli 2015 behandeld. Appellant voerde aan dat zijn aanvraag voor scholing al vóór de wijziging van het beleid was ingediend en dat hij aan alle eisen voldeed voor de vergoeding. Het Uwv daarentegen stelde dat de aanvraag van appellant pas na de beleidswijziging was gedaan en dat de afwijzing op goede gronden was. De Raad oordeelde dat de eerdere verzoeken van appellant niet als concrete aanvragen voor vergoeding konden worden beschouwd en dat het Uwv terecht had geweigerd de kosten te vergoeden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor WW-gerechtigden om tijdig en concreet aanvragen in te dienen voor opleidingskosten, vooral in het licht van beleidswijzigingen die van invloed kunnen zijn op de beschikbaarheid van budgetten.