ECLI:NL:CRVB:2015:2385

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
13-4250 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om vergoeding van opleidingskosten door het Uwv voor WW-gerechtigden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor vergoeding van opleidingskosten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving sinds 1 maart 2010 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en heeft in 2011 en 2012 verschillende verzoeken ingediend bij het Uwv voor financiële ondersteuning voor opleidingen. Het Uwv heeft echter aangegeven dat er sinds 1 oktober 2011 geen budgetten meer beschikbaar zijn voor opleidingskosten van WW-gerechtigden, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag van appellant. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 15 juli 2015 behandeld. Appellant voerde aan dat zijn aanvraag voor scholing al vóór de wijziging van het beleid was ingediend en dat hij aan alle eisen voldeed voor de vergoeding. Het Uwv daarentegen stelde dat de aanvraag van appellant pas na de beleidswijziging was gedaan en dat de afwijzing op goede gronden was. De Raad oordeelde dat de eerdere verzoeken van appellant niet als concrete aanvragen voor vergoeding konden worden beschouwd en dat het Uwv terecht had geweigerd de kosten te vergoeden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor WW-gerechtigden om tijdig en concreet aanvragen in te dienen voor opleidingskosten, vooral in het licht van beleidswijzigingen die van invloed kunnen zijn op de beschikbaarheid van budgetten.

Uitspraak

13/4250 WW
Datum uitspraak: 15 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
11 juli 2013, 12/5121 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.M.G. de Wit hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft aanvullende stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juni 2015. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. De Wit. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. van Steenwijk.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant ontving sinds 1 maart 2010 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet.
1.2.
Op 14 februari 2011 heeft appellant aan het Uwv te kennen gegeven te overwegen een loopbaanbegeleider in te schakelen en gevraagd of hij in aanmerking komt voor financiële ondersteuning. In reactie hierop heeft het Uwv appellant dezelfde dag te kennen gegeven dat het niet mogelijk is voor hem een extern traject in te kopen, omdat appellant nog niet ten minste één jaar een werkloosheidsuitkering geniet. Het Uwv heeft daarbij opgemerkt dat, als dat jaar wel bereikt is, er maar een beperkt aantal trajecten is dat kan worden ingekocht en dat hiervoor toestemming nodig is van de landelijke re-integratiedesk.
1.3.
Op 22 november 2011 heeft appellant het Uwv gevraagd naar door het Uwv gefinancierde opleidingsmogelijkheden. Het Uwv heeft hierop dezelfde dag geantwoord dat het niet mogelijk is via het Uwv een cursus te volgen of geschoold te worden. Het Uwv heeft daarbij aangetekend dat er eventueel wel een mogelijkheid bestaat voor een proefplaatsing van drie maanden, gedurende welke periode de werkgever geen loonkosten heeft en daarvoor in de plaats wellicht de opleiding zou kunnen vergoeden.
1.4.
Op 10 februari 2012 heeft appellant het Uwv verzocht een vergoeding toe te kennen om een opleiding tot bewindvoerder te kunnen volgen. De kosten van deze opleiding zouden ongeveer € 6.000, - bedragen.
1.5.
Bij besluit van 15 maart 2012 heeft het Uwv de door appellant aangevraagde vergoeding van opleidingskosten afgewezen. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.6.
Bij besluit van 4 september 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 15 maart 2012 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij vanaf 1 oktober 2011 geen budgetten meer beschikbaar heeft om re-integratietrajecten te financieren en dat de aanvraag van appellant niet voor 1 oktober 2011 is ingediend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep, evenals in beroep, aangevoerd dat hij al op 14 februari 2011 een aanvraag voor scholing heeft gedaan. Gelet daarop kan het per 1 oktober 2011 gewijzigde beleid van het Uwv hem naar zijn mening niet worden tegengeworpen. Hij is voorts van mening dat hij aan alle eisen voldoet om in aanmerking te komen voor de gevraagde vergoeding. Appellant heeft in dit verband verwezen naar het Protocol scholing 2008. Appellant heeft voorts, onder verwijzing naar een tweetal e-mailberichten van een opleidingsinstituut, aangevoerd dat het Uwv in andere gevallen ook na 1 oktober 2011 scholingen heeft vergoed.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Vaststaat dat het Uwv sinds 1 oktober 2011 voor opleidingskosten van WW-gerechtigden geen budgetten meer ter beschikking heeft. Het Uwv heeft hierop zijn beleid aangepast.
4.2.
Appellant stelt dat hij zijn aanvraag reeds voor 1 oktober 2011 heeft ingediend. Appellant wordt hierin niet gevolgd. Zijn verzoek van 14 februari 2011 is niet anders dan een algemeen verzoek om informatie, waarop overigens nog dezelfde dag op adequate wijze door het Uwv is gereageerd. Ook zijn verzoek van 22 november 2011, dat appellant reeds daarom niet kan baten omdat het na 1 oktober 2011 is gedaan, is niet anders dan een algemeen verzoek om informatie. Pas op 10 februari 2012, dus ruim na 1 oktober 2011, heeft appellant een concrete aanvraag gedaan voor vergoeding van de kosten, verbonden aan de opleiding tot bewindvoerder. Het Uwv heeft deze aanvraag op goede gronden, in overeenstemming met zijn per 1 oktober 2011 aangepaste beleid, afgewezen. Aan een toets aan het Protocol scholing 2008 is het Uwv dan ook niet toegekomen.
4.3.
Voor zover appellant met zijn verwijzing naar de door hem overgelegde e-mailberichten van een opleidingsinstituut heeft beoogd een beroep op het gelijkheidsbeginsel te doen, kan dit reeds hierom niet slagen omdat uit deze e-mailberichten niet blijkt dat het om vergelijkbare gevallen ging. Uit de tekst van het e-mailbericht van 26 september 2013 volgt dat het hier niet ging om werkloze, maar om zieke werknemers.
4.4.
Hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2015.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) N. van Rooijen

AP