ECLI:NL:CRVB:2015:2383
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de terugvordering van een persoonsgebonden budget door het Zorgkantoor na vermeend misbruik
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een appellante die een persoonsgebonden budget (pgb) had aangevraagd en ontvangen, maar die door de contactpersoon [X] werd misleid. Het Zorgkantoor had op 13 juni 2012 het pgb vastgesteld op nihil en het eerder uitbetaalde bedrag van € 3.844,43 teruggevorderd wegens het ontbreken van een verantwoording van het pgb. Appellante stelde dat zij slachtoffer was van oplichting en dat het Zorgkantoor niet had moeten terugvorderen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 12 augustus 2011 was geïndiceerd voor zorg en dat zij een pgb had aangevraagd via [X]. Het Zorgkantoor had het pgb aanvankelijk toegekend, maar na meldingen van misbruik door [X] en het ontbreken van verantwoording, besloot het Zorgkantoor tot terugvordering. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Zorgkantoor bevoegd was om het pgb op nihil vast te stellen en tot terugvordering over te gaan. De Raad benadrukte dat de verantwoordelijkheid voor het pgb bij de budgethouder ligt, ook als deze de administratie aan een derde uitbesteedt. De omstandigheden die appellante aanvoerde, maakten niet dat het Zorgkantoor niet in redelijkheid tot zijn beslissing had kunnen komen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees de vordering van appellante af.