Uitspraak
OVERWEGINGEN
.
Daartoe heeft het Uwv hetgeen appellant over 2004 aan de Belastingdienst fiscaal heeft verantwoord tot uitgangspunt mogen nemen
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de korting op en terugvordering van een WW-uitkering van appellant. De appellant had zijn gewerkte uren als zelfstandige niet opgegeven op de werkbriefjes, wat leidde tot de conclusie dat hij zijn inlichtingenplicht had overtreden. De Raad oordeelde dat appellant zowel objectief als subjectief een verwijt kon worden gemaakt, aangezien de vraag naar de gewerkte uren op de werkbriefjes duidelijk was en appellant had moeten begrijpen dat hij deze uren moest opgeven. De opgelegde boete werd als evenredig aan de aard en ernst van de overtreding beschouwd.
Het proces begon met een beslissing op bezwaar van het Uwv op 4 januari 2010, waarin werd vastgesteld dat de uitkering van appellant met ingang van 1 januari 2004 moest worden gekort en dat er een terugvordering van € 11.879,76 plaatsvond, naast een boete van € 1.180,-. Na een herbeoordeling van ZZP-dossiers door het Uwv en advies van de Bezwaaradviescommissie ZZP, werd de terugvordering verlaagd en de boete aangepast. Appellant ging in beroep tegen het besluit van het Uwv, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep benadrukte appellant dat hij in overleg met zijn casemanager was gestart als zelfstandige en dat hij had begrepen dat hij pas melding hoefde te maken van zijn werkzaamheden wanneer hij daaruit inkomsten genoot. De Raad oordeelde echter dat appellant niet had aangetoond dat hij onjuist was geïnformeerd en dat hij zijn inlichtingenplicht had geschonden door zijn uren niet op te geven. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.