ECLI:NL:CRVB:2015:2290
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege de schending van de inlichtingenverplichting door appellanten. Appellanten ontvingen sinds 26 maart 2009 bijstand, maar het college van burgemeester en wethouders heeft deze bijstand per 13 september 2012 ingetrokken, omdat appellant op die datum verhuisd was en geen gezamenlijke huishouding meer zou voeren met appellante. Na een onderzoek door de sociaal rechercheur werd vastgesteld dat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte in het cateringbedrijf van zijn broer, zonder dit te melden aan het college. Het college heeft vervolgens besluiten genomen tot intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bedragen. De rechtbank Oost-Brabant heeft de beroepen van appellanten tegen deze besluiten ongegrond verklaard, maar appellanten zijn in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet te melden dat appellant werkzaamheden verrichtte. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand over de periode van 26 maart 2009 tot en met 12 september 2012 terecht is, maar dat het college niet zorgvuldig heeft gehandeld bij de terugvordering van de bijstand. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart de beroepen gegrond, waarbij het college wordt opgedragen nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van appellanten. Tevens worden de proceskosten van appellanten vergoed.