ECLI:NL:CRVB:2015:2281
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de herziening en (mede)terugvordering van een bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellante ontving bijstand in de periodes van 7 maart 2007 tot 30 april 2007 en van 23 december 2009 tot en met 31 juli 2010. Daarnaast ontving Z bijstand in de periode van 1 augustus 2006 tot 14 februari 2008 en van 17 mei 2010 tot 3 april 2011. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft op basis van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening besloten om de bijstand van appellante en Z te herzien naar de norm voor gehuwden en de teveel betaalde bijstand terug te vorderen, omdat zij zonder melding een gezamenlijke huishouding voerden.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Adviescommissie bezwaarschriften heeft geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren. Het college heeft dit advies overgenomen in het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat het advies van de commissie deel uitmaakt van het bestreden besluit en dat niet is onderzocht of zij had kunnen profiteren van de bijstand van Z.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college het advies van de commissie expliciet heeft overgenomen en dat dit de motivering van het bestreden besluit vormt. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht niet heeft onderzocht of appellante had kunnen profiteren van de bijstand van Z, omdat dit niet relevant is voor de bevoegdheid tot medeterugvordering. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.