ECLI:NL:CRVB:2015:227
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Weigering van AOW-uitkering aan appellant in detentie op basis van artikel 8b AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een AOW-uitkering aan een appellant die in detentie verblijft. De appellant, geboren in 1947, had op 14 mei 2012 een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag op 22 juni 2012 afgewezen, met als reden dat de appellant in detentie verblijft, zoals bepaald in artikel 8b van de AOW. Het bezwaar van de appellant tegen deze beslissing werd op 13 december 2012 ongegrond verklaard.
De rechtbank Midden-Nederland heeft de eerdere uitspraak van de Svb bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging. De appellant betoogde dat de toepassing van artikel 8b van de AOW in zijn geval in strijd is met het recht op bescherming van eigendom, zoals gewaarborgd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM), en met het discriminatieverbod in artikel 14 van het EVRM. Hij stelde dat zijn situatie als tbs'er wezenlijk verschilt van die van andere gedetineerden en dat er geen objectieve rechtvaardiging is voor het onderscheid dat gemaakt wordt.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de toepassing van artikel 8b van de AOW rechtmatig is en voldoet aan de voorwaarden voor de rechtvaardiging van een aantasting van het eigendomsrecht. De Raad concludeerde dat er geen sprake is van een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol en artikel 14 van het EVRM. De Raad bevestigde dat de wetgever een legitiem doel heeft nagestreefd door te voorkomen dat gedetineerden vermogen kunnen opbouwen via uitkeringen, en dat de gekozen regeling niet leidt tot een onevenredige last voor de appellant. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.