In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg van 16 januari 2013. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. van den Bos-Ackermans, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Roermond, dat als rechtsopvolger van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg optreedt. De zaak betreft de indicatiestelling voor jeugdzorg, waarbij de appellant van mening was dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn problemen. De Raad heeft een deskundige benoemd, H. Zeeman-Teeuwissen, die op 10 juni 2014 een rapport heeft uitgebracht. De deskundige concludeerde dat de appellant in de periode van 12 juni 2010 tot 12 juni 2013 voor verschillende vormen van begeleiding en zorg geïndiceerd had moeten worden. De Raad heeft de argumenten van het college, die de conclusies van de deskundige niet deelden, niet overtuigend geacht. De Raad heeft uiteindelijk de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beslissingen op bezwaar van het college gegrond verklaard, waarbij de Raad zelf in de zaak heeft voorzien en de indicaties heeft vastgesteld zoals door de deskundige aanbevolen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellant.