ECLI:NL:CRVB:2015:2234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van op geld waardeerbare activiteiten
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) aan appellanten, die vanaf 27 oktober 2010 bijstand ontvingen. Naar aanleiding van een anonieme melding over de werkactiviteiten van appellante bij de Stichting [stichting 1], heeft de sociale recherche van de gemeente Nijmegen een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, wat aanleiding gaf tot het intrekken van de bijstand met terugwerkende kracht. Het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen heeft op 7 maart 2013 besloten de bijstand van appellanten in te trekken en een bedrag van € 39.226,61 terug te vorderen. Dit besluit werd later gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de terugvordering werd vastgesteld op € 35.411,89.
De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond. In hoger beroep hebben appellanten hun bezwaren tegen de uitspraak van de rechtbank herhaald, waarbij zij betwistten dat de onderzoeksgegevens voldoende basis boden voor de conclusie dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. De Centrale Raad van Beroep heeft de verklaringen van vier ex-werknemers van de stichting als gedetailleerd en consistent beoordeeld, en heeft geoordeeld dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.