Uitspraak
OVERWEGINGEN
.De echtgenote van [naam ex-werknemer], [naam echtgenote], heeft verklaard dat zij al vier tot vijf jaar gast is van het restaurant en dat zij appellant sindsdien als ober in de weekenden heeft zien werken.
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 2004 bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) in aanvulling op zijn WAO-uitkering. Tijdens een werkplekcontrole op 21 juni 2012 werd appellant aangetroffen terwijl hij werkzaam was in een restaurant. Dit leidde tot een onderzoek door de sociale recherche van de gemeente Zuidplas, dat resulteerde in de conclusie dat appellant onterecht bijstand ontving omdat hij zijn werkzaamheden niet had gemeld. Het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas besloot op 25 februari 2013 de bijstand van appellant met terugwerkende kracht in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat leidde tot een bedrag van € 24.706,-. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Den Haag verklaarde het beroep ongegrond. Appellant ging vervolgens in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij geen werkzaamheden had verricht en dat zijn aanwezigheid in het restaurant tijdens reguliere openingstijden de veronderstelling rechtvaardigde dat hij op geld waardeerbare arbeid verrichtte. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten terecht waren, en dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met W.F. Claessens als voorzitter, en de leden P.W. van Straalen en J.T.H. Zimmerman. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 juli 2015.