ECLI:NL:CRVB:2015:2226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- P.W. van Straalen
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering bijstandsuitkering en de uitvoering van eerdere uitspraken
In deze zaak gaat het om de intrekking en (mede)terugvordering van een bijstandsuitkering aan appellante, die sinds 1 mei 1991 bijstand ontving. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft op 17 mei 2011 de bijstand van appellante ingetrokken over de periode van 8 maart 2001 tot en met 3 januari 2010, en heeft de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 97.846,55. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat appellante een gezamenlijke huishouding voerde met appellant, zonder dit te melden bij het college. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 15 februari 2012, die het college opdroeg een nieuwe beslissing te nemen, heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 mei 2013 de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen om opnieuw te beslissen op de bezwaren van appellanten. In hoger beroep is de vraag aan de orde of het college de uitspraak van de Raad correct heeft uitgevoerd en of het bedrag van de (mede)terugvordering juist is vastgesteld. De Raad heeft geoordeeld dat de in hoger beroep aangevoerde gronden van appellanten niet slagen, en heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 7 juli 2015.