ECLI:NL:CRVB:2015:2209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van de beëindiging van de ZW-uitkering van een heftruckchauffeur na psychische klachten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2015 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 2 oktober 2013. Verzoeker, een heftruckchauffeur, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten en ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 19 maart 2011, omdat verzoeker weer geschikt werd geacht voor zijn werk. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank Rotterdam bevestigde het besluit van het Uwv, waarna verzoeker in hoger beroep ging.
In zijn verzoek tot herziening stelde verzoeker dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet naar behoren was uitgevoerd en dat er geen bewijs was dat hij duurzaam kon functioneren in arbeid. Hij voerde aan dat de Raad niet van hem kon verwachten dat hij nieuwe feiten aanleverde, omdat dit de verantwoordelijkheid van de verzekeringsartsen was. Verzoeker betoogde dat de eerdere uitspraak niet de juiste toetsingscriteria had gehanteerd en dat er sprake was van evidente onjuistheid.
De Raad oordeelde dat het verzoek om herziening moest worden afgewezen. De aangevoerde feiten en omstandigheden voldeden niet aan de criteria van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het rapport van Instituut Psychosofia, dat door verzoeker was overgelegd, bevatte geen nieuwe feiten die niet eerder bekend waren. De Raad benadrukte dat herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de eerdere uitspraak, maar om onjuistheden in feitelijke uitgangspunten te corrigeren. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.