ECLI:NL:CRVB:2015:2208

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
6 juli 2015
Zaaknummer
12-6418 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de weigering van een uitkering op grond van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. De zaak volgde op een eerdere tussenuitspraak van 15 april 2015, waarin de Raad het Uwv had opgedragen om een gewijzigde beslissing op bezwaar te nemen. Het Uwv heeft op 27 mei 2015 een gewijzigde beslissing genomen, waarbij het alsnog heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op een uitkering met ingang van 17 november 2011, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellante heeft aangegeven dat met deze beslissing geheel aan haar bezwaren is tegemoetgekomen, maar heeft ook verzocht om vergoeding van wettelijke rente, proceskosten en kosten voor deskundigenonderzoek.

De Raad heeft het hoger beroep van appellante gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd. Het verzoek om vergoeding van wettelijke rente over de na te betalen uitkering is toegewezen, met verwijzing naar een eerdere uitspraak van de Raad. Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van de zaak, die in totaal zijn begroot op € 8.294,30. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

12/6418 WIA
Datum uitspraak: 1 juli 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Einduitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
24 oktober 2012, 12/4760 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 15 april 2015 een tussenuitspraak gedaan, ECLI:NL:CRVB:2015:1205.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv op 27 mei 2015 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten. De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Bij besluit van 8 november 2011 heeft het Uwv geweigerd om appellante met ingang van 17 november 2011 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Ter uitvoering van de tussenuitspraak van
15 april 2015 heeft het Uwv bij de gewijzigde beslissing op bezwaar alsnog vastgesteld dat appellante met ingang van 17 november 2011 recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet WIA, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. In haar reactie daarop van 5 juni 2015 heeft appellante meegedeeld dat met de gewijzigde beslissing op bezwaar geheel aan haar bezwaren is tegemoetgekomen. Appellante heeft verzocht om het Uwv te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering, in de proceskosten en het griffierecht alsmede in de door haar gemaakte kosten voor het inschakelen van een onafhankelijk deskundige.
2. Het hoger beroep van appellante slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking.
3. Het verzoek van appellante om het Uwv te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente moet berekenen, wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
4. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling in beroep en in hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden begroot op € 2.450,- (1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor hoger beroepschrift, 1 punt voor de zitting rechtbank, 2 punten voor zittingen Raad; in totaal
5 punten x € 490,-) voor verleende rechtsbijstand in beroep en in hoger beroep, en op
€ 5.844,30 voor de door appellante gemaakte kosten ten behoeve van het deskundigenonderzoek, in totaal € 8.294,30.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt het Uwv tot vergoeding aan appellante van de schade zoals onder 3 van deze uitspraak is vermeld;
  • veroordeelt het Uwv in de door appellante in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten tot een totaal bedrag van € 8.294,30;
  • bepaalt dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 157,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2015.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) P. Boer

MK