ECLI:NL:CRVB:2015:2175
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- W.J.A.M. van Brussel
- G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
- Rechtspraak.nl
Intrekking van Wsw-indicatie en de gevolgen voor de arbeidspositie van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Appellante, die sinds 1998 werkzaam was onder de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), had haar Wsw-indicatie zien intrekken door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. De intrekking vond plaats omdat appellante niet bereid was een Wsw-dienstbetrekking te aanvaarden, wat volgens het college een voorwaarde was voor het behoud van de indicatie.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat zij wel bereid was om een dienstbetrekking te aanvaarden, maar het college stelde dat er geen alternatieven waren voor haar om in een Wsw-dienstverband te werken. De Raad oordeelde dat appellante geen procesbelang meer had, omdat door de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 de voorwaarden voor een Wsw-dienstbetrekking waren gewijzigd. Appellante voldeed niet meer aan de vereisten die gesteld werden in de Wsw.
De Raad concludeerde dat het college terecht de Wsw-indicatie had ingetrokken, omdat appellante niet beschikbaar was voor een dienstbetrekking. De Raad bevestigde dat de intrekking van de indicatie op basis van de wetgeving correct was en dat er geen grond was voor een schadevergoeding of proceskostenveroordeling. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.