ECLI:NL:CRVB:2015:215
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WSW-indicatie op basis van noodzakelijke persoonlijke begeleiding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die sinds 2006 werkzaam is bij een werkvoorziening, had een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) tot 17 januari 2016. Na een herindicatie in 2012 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) besloten dat appellant niet langer tot de doelgroep van de WSW behoort, omdat hij meer dan 15% van de werktijd persoonlijke begeleiding nodig heeft. Dit besluit is door de rechtbank bevestigd, waarbij is gesteld dat de door het Uwv gehanteerde toetsingscriteria voortvloeien uit het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken (Busw). De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van willekeur en dat het Uwv zijn beslissing kon baseren op deskundigenrapportages, waaronder die van psycholoog Van Loenen, die concludeerde dat appellant gespecialiseerde begeleiding nodig heeft.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij in 2011 in aanmerking kwam voor een WSW-indicatie voor vijf jaar en dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij in 2012 niet meer in aanmerking komt. Hij betwist dat hij meer dan 15% begeleiding nodig heeft en vraagt om een uitzondering. De Raad heeft de argumenten van appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de deskundigenrapportages de noodzaak van intensieve begeleiding bevestigen. Het beslisschema in het Busw biedt geen ruimte voor het toekennen van een WSW-indicatie als de noodzakelijke begeleiding meer dan 15% van de werktijd bedraagt. De Raad heeft daarom het hoger beroep verworpen en de eerdere uitspraak bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.