ECLI:NL:CRVB:2015:2093
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- H.J. Simon
- L. Koper
- Rechtspraak.nl
Herziening kinderbijslag en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om de herziening van de kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) met terugwerkende kracht. Appellant ontving van het derde kwartaal van 2008 tot en met het tweede kwartaal van 2010 kinderbijslag voor zijn dochter, die in Marokko woonde. De Svb heeft vastgesteld dat de dochter van appellant niet op het door hem opgegeven adres bij zijn zoon woonde, maar op een ander adres. Dit leidde tot de conclusie dat de Svb niet op eenvoudige wijze kon controleren of de door appellant aan zijn zoon betaalde onderhoudsbijdragen voor zijn dochter zijn aangewend. De Svb heeft appellant daarom een boete opgelegd en de ten onrechte betaalde kinderbijslag teruggevorderd.
De rechtbank heeft de bezwaren van appellant tegen de besluiten van de Svb ongegrond verklaard, maar de hoogte van de boete verlaagd. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de Svb aannemelijk heeft gemaakt dat de dochter van appellant op een ander adres woonde. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat de betalingen aan zijn zoon zijn aangewend voor het onderhoud van zijn dochter. De Raad heeft de boete vastgesteld op € 510,-, omdat de verhoging van de boete op basis van de beleidsregels niet in stand kon blijven. De Raad heeft de Svb ook veroordeeld in de proceskosten van appellant in hoger beroep.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor de Svb om zorgvuldig om te gaan met de inlichtingenverplichting van aanvragers van kinderbijslag en de gevolgen van het niet naleven daarvan.