ECLI:NL:CRVB:2015:1988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die zich ziek had gemeld wegens arm-, hand- en beenklachten. Appellante, die als medewerkster thuiszorg werkte, ontving vanaf 24 juli 2012 een Ziektewet-uitkering. Na meerdere bezoeken aan de verzekeringsarts concludeerde deze dat appellante per 12 juli 2013 weer geschikt was voor haar werk. Het Uwv beëindigde daarop de uitkering. Appellante ging in bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij niet in staat was haar functie te vervullen vanwege aanhoudende klachten, waaronder schouder- en beenklachten, en Diabetes Mellitus. Ter onderbouwing overhandigde zij medische informatie van verschillende specialisten. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren om de beoordeling van de verzekeringsarts onzorgvuldig te achten. De verzekeringsarts had appellante meerdere keren onderzocht en beschikte over relevante medische informatie, waaruit bleek dat er geen significante afwijkingen waren die haar ongeschiktheid voor werk zouden onderbouwen.
De Raad concludeerde dat de verzekeringsarts op goede gronden had vastgesteld dat appellante per 12 juli 2013 weer geschikt was voor haar werk. De in hoger beroep overgelegde medische informatie leidde niet tot een ander oordeel. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.