ECLI:NL:CRVB:2015:1945
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en intrekking van WIA-uitkering bij niet volledige informatieverschaffing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en intrekking van een WIA-uitkering. De appellant, die in 2007 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) had gekregen, was in 2011 opnieuw onderzocht door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) na verdenking van fraude door zijn behandelend psychiater. Het Uwv concludeerde dat appellant geen recht meer had op de uitkering, omdat er geen sprake was van ziekte of gebrek. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelde anders.
De Raad stelde vast dat het Uwv onvoldoende bewijs had geleverd voor de conclusie dat appellant in 2007 een ziekte had voorgewend. De rapporten van de psychiaters Kondakçi en Hassing gaven geen concrete aanwijzingen voor simulatie. De Raad benadrukte het verschil tussen simulatie en aggravatie, waarbij in dit geval geen bewijs was dat appellant opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt. De Raad oordeelde dat de intrekking van de uitkering met terugwerkende kracht in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat het Uwv niet aannemelijk had gemaakt dat de toekenning van de uitkering het gevolg was van onjuiste informatie.
Uiteindelijk werd de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep van appellant gegrond verklaard, en het besluit van het Uwv herroepen. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.960,- bedroegen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige informatievoorziening en de bescherming van de rechtszekerheid voor uitkeringsgerechtigden.