ECLI:NL:CRVB:2015:1938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 11 juli 2011 ziek meldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35-80%. Later werd deze uitkering aangepast naar een mate van 45-55%. Het Uwv verklaarde het bezwaar tegen het eerdere besluit ongegrond, maar gegrond voor de wijziging van de indeling naar 55-65% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar de beperkingen van appellante zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies passend waren. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat het onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen. De Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, oordelend dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek en dat de functies geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.