ECLI:NL:CRVB:2015:1938

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
14-2744 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 11 juli 2011 ziek meldde met psychische klachten, ontving aanvankelijk een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35-80%. Later werd deze uitkering aangepast naar een mate van 45-55%. Het Uwv verklaarde het bezwaar tegen het eerdere besluit ongegrond, maar gegrond voor de wijziging van de indeling naar 55-65% arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek naar de beperkingen van appellante zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies passend waren. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat het onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen. De Raad bevestigde echter de eerdere uitspraak van de rechtbank, oordelend dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek en dat de functies geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, zonder aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

14/2744 WIA
Datum uitspraak: 27 mei 2015
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
3 april 2014, 13/9156 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.P.C.M. van Es, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2015. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr.dr. J.H. Ermes.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante heeft zich op 11 juli 2011 vanuit de situatie dat zij een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld met psychische klachten. Voorheen was ze werkzaam als administratief medewerkster voor gemiddeld 32 uur per week.
1.2.
Bij besluit van 26 juni 2013 heeft het Uwv aan appellante per 8 juli 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-80%.
1.3.
Bij besluit van 27 juni 2013 heeft het Uwv aan appellante per 8 augustus 2013 een
WGA-vervolguitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid
van 45-55%.
2. Bij besluit van 4 oktober 2013 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van
26 juni 2013 ongegrond verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 27 juni 2013, in verband met een wijziging van maatmanloon en maatmanomvang, gegrond verklaard. Dit betekent dat appellante per 8 augustus 2013 niet in de klasse 45-55% is ingedeeld maar in de klasse 55-65%.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat het onderzoek naar de beperkingen van appellante zorgvuldig is geweest. De verzekeringsarts beschikte over voldoende gegevens en er was geen noodzaak om nadere informatie op te vragen. De rechtbank ziet op basis van hetgeen appellante heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts niet juist is. Dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid, zoals appellante betoogt, volgt de rechtbank niet. De rechtbank is voorts van oordeel dat de geselecteerde functies passend zijn. De signaleringen die bij de functies voorkomen zijn afdoende besproken en gemotiveerd dat er geen sprake is van overschrijding van de belastbaarheid van appellante.
4. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het onderzoek naar haar beperkingen niet zorgvuldig is geweest. Ze was op de datum in geding niet in staat werkzaamheden van enige zwaarte te verrichten. Er is onvoldoende rekening gehouden met haar beperkingen. Er had bij haar behandelaar recente informatie moeten worden opgevraagd. Geen van de geduide functies is geschikt voor appellante. De signaleringen zijn niet goed toegelicht. Appellante heeft een aantal medische stukken ingestuurd, te weten een brief van de huisarts van 2 april 2015, een afspraakbevestiging bij de neuroloog op 15 mei 2015, afspraakbevestigingen bij de Maag-Darm-Leverzichten op 11 mei en 19 mei 2015 en een aanvraag voor een mammografie van 10 maart 2015.
5.1.
De Raad overweegt als volgt.
5.2.
Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van het onderzoek naar de medische beperkingen van appellante. De verzekeringsarts heeft appellante onderzocht en de beschikking gehad over informatie van PsyQ van 20 maart 2012 en van de huisarts van 6 februari 2012 en 17 mei 2013. De verzekeringsarts heeft in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) beperkingen opgenomen ten aanzien van zowel de psychische als de lichamelijke belastbaarheid van appellante. Tevens is er een urenbeperking opgenomen. De artsen van het Uwv hebben hun standpunten op inzichtelijke wijze weergegeven in hun rapporten van 21 mei 2013 en 29 augustus 2013.
De medische stukken die in hoger beroep zijn ingebracht kunnen niet leiden tot een ander oordeel. De gegevens van de huisarts hebben betrekking op de medische situatie van appellante van ver na de in geding zijnde data te weten 8 juli 2013 en 8 augustus 2013 en voor het overige betreffen het afspraakbevestigingen voor mei 2015 en een aanvraag voor een onderzoek. Hieruit is geen relevante informatie te herleiden die leidt tot twijfel aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit.
5.3.
Met betrekking tot de geduide functies overweegt de Raad, eveneens als de rechtbank, dat de belasting van de functies de belastbaarheid van appellante, zoals weergegeven in de FML niet overschrijdt. De arbeidsdeskundige en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben alle signaleringen, die aangeven dat er op dat punt een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid is, besproken en gemotiveerd waarom de functies passend zijn. De Raad acht de functies geschikt voor appellante.
6. Uit 5.2 en 5.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
7. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput als voorzitter en E.W. Akkerman en F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2015.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) S. Aaliouli

NK