ECLI:NL:CRVB:2015:1936
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische situatie van een appellante in het kader van de Ziektewet na beëindiging van de uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die sinds 13 september 2011 als callcentermedewerkster werkte. Appellante viel op 7 december 2011 uit vanwege nekklachten en ontving vanaf 13 juni 2012 een uitkering op basis van de Ziektewet. Het Uwv beëindigde de uitkering per 22 augustus 2012, omdat appellante weer in staat werd geacht haar werkzaamheden te hervatten. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de subjectieve klachtenbeleving van appellante niet doorslaggevend was. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij ernstige beperkingen ervaart en heeft aanvullende medische informatie overgelegd. De Raad heeft echter geconcludeerd dat deze informatie geen nieuw licht werpt op de medische situatie op de datum in geding, 22 augustus 2012.
De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar klachten door het Uwv zijn onderschat. De Raad heeft ook opgemerkt dat appellante haar klachten van spanning en stress niet eerder had gemeld en dat er geen bewijs was dat zij voor deze klachten onder behandeling was. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.