In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen. De zaak betreft de indicatie voor zorg van appellante, die lijdt aan hoofdpijn- en angstklachten. De Raad heeft vastgesteld dat het CIZ onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de zorgbehoefte van appellante en de hoofdpijn- en angstklachten niet adequaat heeft beoordeeld. Appellante had een indicatie voor Persoonlijke Verzorging (PV) klasse 6, maar heeft een hogere indicatie van minimaal klasse 8 (plus twee uur) gevorderd. De Raad oordeelt dat de indicatie voor klasse 8 (plus twee uur) toereikend is, gezien de omstandigheden en de zorgbehoefte van appellante. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep tegen de besluiten van het CIZ gegrond, waarbij het CIZ wordt veroordeeld in de proceskosten van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen onderzoek naar de zorgbehoefte van cliënten met complexe klachten.