ECLI:NL:CRVB:2015:1916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geldigheid van beslag op Wajong-uitkering door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die een Wajong-uitkering ontvangt, had bezwaar gemaakt tegen het beslag dat was gelegd op zijn uitkering door de deurwaarder GGN Tijhuis & Partners, op verzoek van een derde partij. De Raad oordeelde dat het niet aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) is om de geldigheid van het beslag te beoordelen; deze taak ligt bij de burgerlijke rechter. Het Uwv is verplicht om volledige medewerking te verlenen aan het beslag zonder de geldigheid of de omvang ervan te mogen toetsen. De appellant werd geadviseerd om zich met vragen over de hoogte van de beslagvrije voet tot de deurwaarder of de civiele rechter te wenden.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv binnen het kader van het beslag had gehandeld en dat de geldigheid van het beslag als gegeven moest worden beschouwd. In hoger beroep heeft de appellant zijn gronden uitgebreid, maar de Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de scheiding van verantwoordelijkheden tussen bestuursrecht en civiel recht, vooral in zaken die betrekking hebben op beslaglegging op uitkeringen.