ECLI:NL:CRVB:2015:1891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van zorgaanspraken onder de AWBZ met betrekking tot persoonsgebonden budgetten en begeleiding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft een appellante, geboren op 20 juli 2004, die een chromosomale afwijking, een ontwikkelingsachterstand en een autistische stoornis met ernstige gedragsproblematiek heeft. Het Zorgkantoor Friesland B.V. had een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend voor de periode van 24 mei 2011 tot en met 31 december 2011. De appellante had zorg ontvangen van J. [Z.], maar het Zorgkantoor weigerde de kosten van deze zorg uit het pgb te vergoeden, omdat het volgens hen ging om behandeling en niet om begeleiding zoals bedoeld in de AWBZ.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Zorgkantoor ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de zorg die door [Z.] was verleend niet kon worden aangemerkt als begeleiding in de zin van artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. De rechtbank stelde vast dat de zorg gericht was op het aanleren van vaardigheden en niet op het ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen.
In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad kwam tot de conclusie dat de zorg van [Z.] inderdaad niet kon worden aangemerkt als zorg in de zin van artikel 6 van het Bza. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad benadrukte dat de zorg van [Z.] in essentie gericht was op het aanleren van vaardigheden, wat niet valt onder de definitie van begeleiding zoals vastgelegd in de wet.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit R.M. van Male als voorzitter, A.J. Schaap en D.S. de Vries als leden, en P. Boer als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 mei 2015.