ECLI:NL:CRVB:2015:1840
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische beoordeling en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld met psychische klachten. Appellant, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, werd op 5 december 2012 ziek gemeld. Na een onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv op 21 januari 2013, werd vastgesteld dat appellant hersteld was en geschikt om zijn werk te verrichten. Het Uwv beëindigde daarop de ZW-uitkering per 23 januari 2013. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat zijn psychische klachten waren verslechterd en dat hij niet in staat was om te werken. Hij verwees naar informatie van zijn psycholoog en vroeg om de benoeming van een onafhankelijke deskundige.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de verzekeringsartsen de medische toestand van appellant correct hadden ingeschat. De Raad vond geen aanleiding om de eerdere oordelen te herzien, ook niet op basis van de GAF-score die appellant had aangevoerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen gronden waren voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak werd openbaar gedaan op 3 juni 2015.