ECLI:NL:CRVB:2015:1822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die lijdt aan verschillende lichamelijke aandoeningen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren, dat zijn aanvraag voor hulp bij het huishouden had herzien. In eerste instantie was aan appellant hulp toegekend op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voor een periode van drie jaar, maar het college had dit besluit later herzien en de toegekende uren huishoudelijke hulp verlaagd.
De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag, voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Er zijn huisbezoeken gedaan en dossieronderzoek verricht. Het in hoger beroep overgelegde rapport van revalidatiearts Riksen bevatte geen relevante medische informatie over de periode waar het bestreden besluit op betrekking had. De Raad oordeelde dat de overgangstermijn die het college had gehanteerd, passend was en dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat de besluitvorming van het college in strijd was met de Verordening voorziening maatschappelijke ondersteuning, maar de Raad bevestigde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven, omdat het college zich had gehouden aan de geldende rechtspraak. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.